De grootte van een lettertype beïnvloedt de leesbaarheid evenzeer als het gevoel dat een tekst veroorzaakt. Maar wat houdt het begrip “lettergrootte” nu precies in? Waar wordt dit gemeten en waarom zijn de letters van de “Times” groter dan die van een Engelse balpen, hoewel men precies dezelfde grootheid invoert?

Nog steeds circuleren op internet speciaal voor studenten, maar ook voor andere doelgroepen, algemene lettergroottevoorschriften. Zo eisen sommige universiteiten nog steeds dat het proefschrift wordt uitgevoerd in 12 punten, indien mogelijk nog in Times New Roman, en je vraagt je af wie dat eigenlijk wil lezen. Die onzekerheid is niet voor niets, want er zijn immers nauwelijks compacte en tevens begrijpelijke richtlijnen met betrekking tot de lettergrootte. Dus wordt het tijd eens licht op deze onduidelijkheid te werpen.

Typografisch maatsysteem

Bij het werken met lettertypes wordt niet met het metrische, maar met het typografische maatsysteem gewerkt. Wij meten en definiëren dus niet in meters en millimeters, maar vanuit de geschiedenis in de kleinste, en daarom ook veel beter geschikte, typografische eenheid, de punt. Gedurende vele jaren en eeuwen bestonden ook op dit gebied verschillende groottes; jarenlang was de Didot-punt, een verdere ontwikkeling van de Fournier-punt, standaard in de typografische wereld. Met 0,375 mm was deze iets groter dan de tegenwoordig actuele PostScript- resp. DTP-punt, die 0,353 mm bedraagt. Wie dus in Microsoft Word of Adobe InDesign een lettergrootte van 10 punten invoert, legt vast dat zijn lettertype een grootte van 3,53 mm heeft. Eigenlijk.

Wat is de lettergrootte?

Laten wij eerst het begrip lettergrootte of letterkorps eens definiëren. Strikt genomen is dit misleidend, want noch in InDesign noch in Word of bij andere collega’s definiëren wij met het invoeren van de punten in het invoerveld “Tekengrootte” de grootte van het lettertype — in plaats daarvan leggen wij de grootte van het korps vast. Het letterkorps is een metalen korps in de vorm van een balk van een lettertype uit het loodzetten. Op het bovenste gedeelte zit verheven en in spiegelbeeld het teken dat moet worden gedrukt, het eigenlijke schriftbeeld; eromheen en ernaast bevindt zich meer of minder veel “lucht”, een gedeelte dat dus niet wordt gedrukt en dat ook wel vlees of pons wordt genoemd.

Het loden korps uit de tijd van het loodzetten

Wanneer Gutenberg een 12 punts-lettertype zette, had het korps en niet de meetbare gedrukte letter een grootte van 12 punten. Zodoende is de korpsgrootte doorgaans altijd groter dan het eigenlijke schriftbeeld.

Nu heten wij immers geen Johannes Gutenberg en hoeven gelukkig ook geen letterbakken meer met ons mee te sjouwen. In deze tijd van digitale lettertypes zijn dus geen fysieke korpsen meer. Desondanks blijven het begrip en vooral ook de betekenis van het letterkorps bij het vormgeven van lettertypes behouden, want wie in InDesign als tekengrootte 12 punten definieert, legt precies deze korpsgrootte vast.

PT Sans, in InDesign gedefinieerd met 12 punten; het grijze vlak achter het lettertype heeft een hoogte van 12 punten, dus van 4,233 mm en symboliseert de korpsgrootte.

Verschillende meetresultaten

Nu zou men ervan uit kunnen gaan dat men gewoon bij elk lettertype, laten we zeggen 15 % vlees, dus materiaal dat niet wordt gedrukt, rond het schriftbeeld weg zou moeten denken. Door 12 punten in te voeren zou bij 15 % dan elk lettertype een werkelijk meetbare grootte van 10,2 punten hebben. Maar dat is niet zo.

U kent het wel: Twee lettertypes, met dezelfde grootte naast elkaar geplaatst, kunnen er ofwel ongeveer gelijk uitzien, maar ook duidelijke verschillen in grootte hebben. Even afgezien van het grootte-effect dat ook een belangrijke rol speelt, beïnvloedt de benutting van het korps de daadwerkelijk meetbare eindgrootte aanzienlijk.

Deze korpsbenutting, de vormgeving van de grootteverhoudingen van het te drukken teken en de lucht daaromheen dus, mag elke lettertypedesigner zelf bepalen. Wie als typograaf van wat luchtigers houdt, ontwerpt zijn lettertype met veel vlees; andere lettertypes hebben een grote korpsbenutting en lopen – inhoudelijk op het loodkorps overgebracht – door tot de rand van het korps en zelfs daarbuiten.

Hoe geringer de korpsbenutting, des te kleiner is de daadwerkelijk meetbare lettergrootte; hoe groter de korpsbenutting, des te groter is de lettergrootte.

Lettertypes benutten de ruimte van het theoretisch ter beschikking staande korps op verschillende manieren – soms zelfs zodanig dat ze net als Scrubble, er buiten uitsteken.

Verschillend grootte-effect

Bij het kiezen van een bepaalde grootte en de beoordeling daarvan mogen wij niet het effect vergeten. Er zijn lettertypes die niet alleen een identieke korpsgrootte hebben (wij laten de lettertypes in 12 punten uitkomen), maar ook een identiek meetbare lettergrootte (wij meten met de typometer een identieke grootte van de hoofdletters). En desondanks lijken ze verschillend groot te zijn en kunnen vooral in kleine afmetingen verschillend goed worden gelezen – ze maken dus een verschillende grote indruk. Hoe komt dat?

Een letter heeft veel verschillende vormgevingen; een “p” bijvoorbeeld steekt naar beneden toe uit, een “a” blijft in het midden, een “b” loopt helemaal naar boven, een “E” bevindt zich in het midden en boven, een “O” steekt nog een stukje verder naar boven toe uit en hoofdletters met accenten zijn de winnaars voor wat betreft afmetingen. Het volgende overzicht laat dat zien.

Anatomie van de lettergroottes

Behalve de vormen, streepdiktes en diktes van de letters is het vooral de x-hoogte, die het grootte-effect beïnvloedt. De x-hoogte is de hoogte van de kleine letters zoals de “m”, “a” of “z”. Deze grootte is in verhouding tot de afmetingen van de hoofdletter, dus tot de “M”, “A” of “Z” verschillend. Vaak hebben de letters een grootteverhouding volgens de gulden snede – de factor bedraagt 1,6. De “M” is dus 1,6 keer groter dan de “m”.

Deze proporties zijn echter zoals altijd en gelukkig slechts een hulpmiddel; bij veel lettertypes worden andere grootteverhoudingen toegepast, die eveneens functioneren. En ook al moet men bij het onderwerp lettergrootte een beetje oppassen met algemeen geldende uitspraken; er kan toch worden geconstateerd dat lettertypes die in verhouding tot de hoogte van een hoofdletter een grote x-hoogte hebben, groter lijken dan lettertypes waarbij de x-hoogte in verhouding eerder klein is.

Elk lettertype heeft zijn individuele grootteverhouding tussen hoogte van de hoofdletter en x-hoogte, hetgeen ook de fundamentele leesbaarheid van een lettertype beïnvloedt.

Denk eraan: 12 punten zijn niet altijd 12 punten – afhankelijk van het lettertype zijn voor een deel duidelijke verschillen mogelijk; een 12 punts-lettertype kan er klein net zo uitzien als een 8 punts-lettertype, of groot als een 16 punts-lettertype.

 

Lettergrootte meten

Wat kan men doen wanneer men een template heeft en de daar gebruikte lettergroottes moet bepalen, bijvoorbeeld omdat de lay-out voor een flyer van een oude template moet worden overgenomen?

Hiervoor bestaan verschillende uitgangspunten, maar helaas ook geen bindende normen. Met behulp van een typometer, een liniaal voor het typografische maatsysteem, kunnen gedrukte lettertypes worden gemeten. Maar ook hier bestaan verschillende meetvarianten, verschillende typometers en uiteindelijk verschillende puntgroottes.

hp-hoogte

Gangbaar is het meten van de hp-hoogte, dat is de volledige hoogte van de bovenkant van een “h” of “b” of “d” of “l” tot de onderkant van een “p” of “q”. Daarvoor hebben de meeste typometers opgedrukte rechthoeken; de gemotiveerde vormgever zoekt de rechthoek uit waarbinnen de tekens “h” en “p” exact passen en kan zo de lettergrootte aflezen. Ware het niet dat de hierboven beschreven kwestie met de verschillende korpsbenutting bestaat …

Gebruik van een typometer om de lettergrootte te meten

De hoogte van de hoofdletter

Als alternatief werken sommige vormgevers via het invoeren van de hoogte van de hoofdletter. Hierbij wordt alleen de grootte van een hoofdletter zonder rondingen gemeten, dus bijvoorbeeld die van een “H” of “M” – maar vooral bij geschreven lettertypes en handschriften zijn die ook moeilijk meetbaar. Deze grootte is natuurlijk niet de lettergrootte die programma’s als InDesign onder tekengrootte verwachten, want deze willen de corpsgrootte. Dus heeft men ervaring op dit gebied nodig of men moet weten waar men kan vinden hoe men van de hoofdletterhoogte bij de letter- resp. corpsgrootte komt.

Welke lettergrootte waarvoor?

Op grond van de zojuist beschreven situatie is het nauwelijks mogelijk betrouwbare adviezen voor de lettergrootte te geven. Een goede leesgrootte van langere teksten zoals die in magazines en boeken staan, bedraagt normaliter tussen de 8 en 12 punten; wie dat verder wil beperken, moet het gebruikte lettertype kennen om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen. Iets dergelijks geldt voor een visitekaartje of een vel schrijfpapier, ook hiervoor komen groottes tussen 8 en 12 punten in aanmerking. Foto-onderschriften, copyright-gegevens, voetnoten en soortgelijke aanvullende opmerkingen kunnen ook in 7 punten nog leesbaar zijn, hetgeen al sterk afhangt van het gebruikte lettertype en van andere details zoals de regellengte, de hoeveelheid tekst of de achtergrond. Voor lettertypes in 6 punten heeft men in de regel een goede bril nodig, en deze worden vaak als afschrikwekkend voorbeeld voor “de kleine lettertjes” in een contract gebruikt.

Conclusie: Wij weten dat wij niets weten

Er is geen algemeen geldende basis voor de korpsbenutting of de lettergrootte die daar uiteindelijk door ontstaat. Lettergroottes zijn relatief, en een geoefend oog evenals ervaring zijn hulpmiddelen die, behalve een paar fundamentele waarden, bij de keuze van de juiste grootte het effectiefst uit de nood helpen.